Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5151

Datum uitspraak2003-03-05
Datum gepubliceerd2003-03-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200201215/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200201215/1. Datum uitspraak: 5 maart 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de raad van de gemeente Graft-De Rijp, appellant, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 november 2001 in het geding tussen: de stichting "Stichting Katholiek Primair Onderwijs Noord-Holland", gevestigd te Alkmaar en appellant. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 december 1999 heeft appellant (hierna: de raad) het overzicht, als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO), van de huisvestingsvoorzieningen die niet in het programma als bedoeld in artikel 95 van de WPO zijn opgenomen, vastgesteld. Bij besluit van 21 september 2000 heeft de raad - voorzover thans van belang - het daartegen door de stichting "Stichting Katholiek Primair Onderwijs Noord-Holland" (hierna: de stichting) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 november 2001, verzonden op 18 januari 2002, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de raad met inachtneming van die uitspraak binnen zes weken na verzending daarvan een nieuwe beslissing op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 maart 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 23 juli 2002 heeft de stichting van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de raad. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2003, waar de raad, vertegenwoordigd door [beleidsmedewerker] bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en de stichting, vertegenwoordigd door [medewerker] van de Vereniging Besturenorganisaties Katholiek Onderwijs, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 92, eerste lid, onder b, ten tweede, van de WPO - voorzover thans van belang - worden onder voorzieningen in de huisvesting begrepen voorzieningen, bestaande uit vervanging binnenkozijnen en binnendeuren inclusief hang- en sluitwerk, algehele vervanging radiatoren, convectoren en leidingen voor de centrale verwarming, alsmede onderhoud aan de buitenzijde van het gebouw met uitzondering van het buitenschilderwerk. Ingevolge artikel 113, derde lid, van de WPO - voorzover thans van belang - worden programma's van eisen vastgesteld voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van de scholen. Ingevolge artikel 114, onder a, van de WPO worden de programma's van eisen, bedoeld in artikel 113, derde lid, onderverdeeld in programma's van eisen omtrent - onder meer - onderhoud. 2.2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft de raad het overzicht van niet voor vergoeding in aanmerking komende voorzieningen, als bedoeld in artikel 96 van de WPO, vastgesteld en daarop voorzieningen geplaatst die door de stichting voor het jaar 2000 zijn aangevraagd, bestaande uit de vervanging van voegwerk rondom de gehele school inclusief patio en rondom de buitenberging van de r.k. basisschool “De Baanbreker”, alsmede de reparatie van scheuren in het metselwerk aan de gevels, het vernieuwen van het metselwerk op de platte daken en het uitslijpen en voegen van de gevels aan de Kerkstraat van de r.k. basisschool “St. Jozef”. 2.3. Het hoger beroep van de raad richt zich terecht tegen het oordeel van de rechtbank dat de gevraagde voorzieningen zodanig ingrijpend zijn dat niet (meer) kan worden gesproken van preventief onderhoud en dat de voorzieningen daarom ten onrechte op het overzicht zijn geplaatst. 2.3.1. De Afdeling is, overeenkomstig zij heeft beslist in de aan deze uitspraak aangehechte uitspraak van 14 juni 2001, inzake nummer 200005056/1, van oordeel dat de raad zich met recht op het standpunt heeft gesteld dat de stichting, op basis van het op artikel 113, derde lid, en artikel 114, onder a, van de WPO gebaseerde programma van eisen onderhoud, een vergoeding voor materiële instandhouding ontvangt, waarin de vergoeding van herstel en controle van voegwerk als thans in geding is begrepen en dat de gevraagde voorzieningen daaruit moeten worden betaald. Omdat de gevraagde voorzieningen naar hun aard niet kunnen worden beschouwd als voorzieningen in de zin van artikel 92, eerste lid, onder b, ten tweede, van de WPO, heeft de rechtbank de stichting ten onrechte gevolgd in het betoog dat de voorzieningen naar omvang en gezien de hoogte van de kosten niet als klein onderhoud kunnen worden beschouwd. 2.3.2. Dat de gewenste voorzieningen, zoals de stichting in hoger beroep heeft aangevoerd, verband zouden houden met constructiefouten dan wel calamiteiten doet niet af aan de juistheid van het bij de rechtbank bestreden besluit. Daargelaten of het aangevoerde juist is, heeft de stichting niet alleen de voorzieningen niet in verband daarmee aangevraagd, maar bovendien heeft de raad uit die aanvraag en hetgeen de stichting dienaangaande in bezwaar heeft betoogd, niet hoeven afleiden dat die voorzieningen als zodanig moesten worden opgevat. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 november 2001, 00/816 BELEI; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat. w.g. Van der Meer w.g. Schuurman Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003 282.